De culturele sector moet rekening gaan houden met het niet doorgaan van theatervoorstellingen, festivals en congressen als op 1 januari 2025 de ZE-zones definitief gesloten zijn voor transport met verouderde diesel bestel- en vrachtwagens.

De cynische tegeltjeswijsheid: ‘het onmogelijke doen we meteen, wonderen duren iets langer en op verzoek kunnen we nog toveren ook” geeft aardig weer hoe de technisch toeleveranciers staan tegenover de snelle uitrol van de Zero-Emissie zones. De inzet tot verduurzaming wordt door de branche heel sterk onderschreven maar de ondernemers in de branche kunnen geen ijzer met handen breken. De voorwaarden die het mogelijk moeten maken over te stappen naar uitstootvrij transport zijn simpelweg niet beschikbaar en dat maakt het onmogelijk om de regels van de ZE-zones te volgen. Die voorwaarden zijn: voldoende beschikbaarheid van elektrisch aangedreven wagens, esen betaalbare prijs voor deze voertuigen, een afdoende bereik en tot slot, een goede en uitgebreide laadinfrastructuur om de wagens op de culturele locatie te laden dan wel bij een snellaadstation bij de technisch toeleveranciers op het terrein. 

 

Maatwerking en de schaarste van de gebruikte Euro 6 voertuigen

Uitstootvrij transport is voornamelijk elektrisch transport. Waterstof aangedreven wagens zijn een goed alternatief maar vooralsnog niet beschikbaar of krankzinnig duur. Met elektrische bestel- en vrachtwagens is het iets beter gesteld maar de situatie wordt door de gemeenten heel rooskleurig geschetst. De werkelijkheid is anders. Veel ondernemers hebben getracht op tijd te investeren in elektrisch transport maar worden daarin ontmoedigd door de dealers die niet op tijd kunnen leveren. Levertijden tot 2 jaar zijn geen uitzondering. Dan blijft een tussentijdse keuze voor Euro 6 over. Maar gezien het uiterst lage aantal kilometers wat de gemiddelde ondernemer in deze branche rijdt, tussen de 6000 en 10000 kilometer per jaar, is de aanschaf van een nieuw voertuig waar je slechts maximaal 6 jaar mee kunt rijden niet reëel. De aanschafprijs van Euro 6 lijkt steeds hoger te worden nu de overheid de fossiele brandstof wil uitfaseren en in combinatie met een terugverdientijd van maximaal 6 jaar lukt het niet om een dergelijk voertuig rendabel te maken. Daar komt bij dat deze wagens dan in 2029 massaal de (export) markt op gaan. Met een kilometerstand van maximaal 60.000 kilometer is de wagen nog maar nauwelijks ingereden maar brengt vrijwel iets op. 

 

Transportkosten stijgen en de impact op de culturele sector

Dus valt de keuze op een gebruikte Euro 6….maar die zijn op dit moment zeer, zeer schaars en onredelijk duur. Marktwerking doet hier zijn tol gelden. Maar het is de enige weg die nog open staat. Met als gevolg een flinke stijging van de transportkosten in een sector die het al zwaar heeft. Corona heeft veel bedrijven met zware lasten achter gelaten en inmiddels stijgen kosten voor personeel, energie en apparatuur dermate dat bedrijven het maar nauwelijks bij kunnen houden. En dan komt een noodzakelijke vervanging van het wagenpark daar nog eens bij. Naast dat verschillende bedrijven door deze maatregelen besluiten te stoppen zal het voor de culturele sector gaan betekenen dat vanaf 1 januari 2025 theatervoorstellingen, festivals en congressen in sommige gevallen niet meer door kunnen gaan omdat de spullen niet meer de stad in gebracht worden.

 

Oplossingen voor een haalbare verduurzaming

De oplossingen liggen echter voor de hand. Belangrijkste oplossing is de realisatie dat het voor veel ondernemers geen kwestie is van niet willen verduurzamen maar slechts een kwestie van het tempo waarin de verduurzaming door de gemeenten afgedwongen wordt. Een reële verschuiving naar 1-1-2035 is een hele goede stap in de richting van een haalbare regeling die dan op veel steun vanuit de sector kan rekenen. Het toelaten van HVO100 brandstof in de laatste jaren voor 2035 kan er toe leiden dat de uitstoot van de Euro 6 dieselvoertuigen enorm af neemt, tot een zeer acceptabel minimum. Door deze brandstof vanaf 2030 zelfs verplicht te stellen wordt in de de jaren tot 2035 een geleidelijk overgang bereikt die economisch haalbaar is, zelfs voor de cultuursector. Tot slot kan het niet zo zijn dat de kosten voor het gebruik van wagens op fossiele brandstof sterk verhoogd worden door bijvoorbeeld de motorrijtuigenbelasting te verhogen en de BPM vrijstelling los te laten terwijl er geen redelijk alternatief is.